Er bestaan veel variaties op de sport, bij de bekendste variant krijgt elke speler 501 punten (in andere varianten kan dit ook 301, 701 of zelfs 1001 zijn) die ze weg moeten spelen door om de beurt drie keer te werpen met de darts. De speler moet eindigen met een exacte score van 0 en de laaste score moet een dubble zijn, dit wilt zeggen in de buitenste ring van het dartbord of in de bulls Eye. Diegene die als eerste een al zijn punten weghaalt wint de game/leg. Meestal wordt er verder gespeeld tot iemand 3 legs heeft gewonnen. Het aantal sets dat je speelt hangt natuurlijk altijd af van de onderlinge afspraak.
In wedstrijden wordt een ruimte voorzien van 4m lang, 3m breed en 3m hoog, thuis kan je altijd een kleinere ruimte nemen. Het dartbord wordt zo opgehangen zodat de bulls Eye zich op 1m73 van de grond bevindt. De afstand tussen de werplijn, ook wel oche (uitspraak ‘okkie’) genoemd, en het dartbord is normaal 2m37. Deze oche moet 61m breed zijn, minstens. Ter controle kan je de diagonaal tussen de oche en het hart van dartbord meten, deze zou dan 2m93 zijn. Het enigste waar je dan nog op moet letten is dat alles goed verlicht is zodat geworpen pijltjes geen verhinderende schaduw veroorzaken.
Het dartbord is onderverdeeld in ringen en sectoren. De getallen aan de buitenkant geven het aantal punten aan voor een pijltje in de desbetreffende sector. De sectoren zijn nog verder verdeeld in een aantal kleinere vakken.
Een dart in de buitenste zwarte rand of naast het bord levert geen punten op. Ook een bouncer, een dart die van het bord terugkaatst, heeft geen score.